Met de instrumenten omgevingsvisie, programma en omgevingsplan kan de Omgevingswet overheden ondersteunen om grip op en scherpte te krijgen in de energietransitie. Die heeft namelijk ingrijpende gevolgen voor de fysieke leefomgeving, zowel onder als boven de grond. Het nieuwe omgevingsinstrumentarium is gericht op integraal werken, biedt afwegingsruimte voor beleid en vereist dat burgerparticipatie is gewaarborgd; en dat zijn in de praktijk essentiële onderdelen van een afgewogen en gedragen energiestrategie, zo blijkt uit de pilots ‘Energietransitie versnellen met de Omgevingswet’.

Beter een goed gesprek dan een afvinklijstje

GreenTech Park Brabant in Boxtel, nu nog bruto elf hectare agrarisch gebied in het Groene Woud, moet een hub worden voor kennis en innovatie op het gebied van groene energie en producten op basis van plantaardige grondstoffen. De Provincie Noord-Brabant en de Gemeente Boxtel hebben er een ambitieuze en doorwrochte ontwikkelvisie voor gemaakt. Maar hoe zet je die ambities integraal om in concrete en vooral uitnodigende beleidsregels voor ondernemers, zonder te vervallen in een afvinklijstje. Die vraag stond centraal in de pilot die de Gemeente Boxtel inbracht in het kennis- en leertraject Energietransitie versnellen met de Omgevingswet.

Best passende Omgevingswet instrument

Marjolein Fick (MijnGemeenteDichtbij) en Stan van Esdonk (Antea Group) waren bij de pilot betrokken en moeten bekennen dat het nog niet zo makkelijk is om de ruimte en flexibiliteit als uitgangspunten van de Omgevingswet toe te passen met toch duidelijke beleidsregels, en ook nog eens te versnellen. Fick: ‘Beleidsregels zijn heel geschikt om te gebruiken als je met verschillende doelstellingen en afweging van belangen te maken hebt. We wilden ze als regels op een bepaalde manier koppelen aan het omgevingsplan, maar dat bleek juridisch niet houdbaar. Dat leer je dan in zo’n pilot.’

Van Esdonk: ‘Vervolgens hebben we de kernwaarden uit de ontwikkelvisie uitgesplitst in deelaspecten, en per deelaspect gekeken welk instrument uit de Omgevingswet daar het beste bij past om te gebruiken. We hebben de complexe opgave als het ware afgepeld.’

Meedenken stimuleren

Uiteindelijk bleek dat het goede gesprek met de ondernemer centraal moet staan, liefst helemaal aan het begin van de vergunningprocedure. Fick: ‘Dan heb je veel meer kans dat de ondernemer gaat meedenken en meebewegen. Door uit te leggen wat de ambities en de mogelijkheden zijn, daag je de ondernemer uit. Misschien beschikt die wel over een techniek die je niet kende, en die heel goed past in het nieuwe beleidskader voor bijvoorbeeld de energietransitie.’ Van Esdonk: ‘Vooral als het complexer wordt, je wilt meer doelen tegelijk realiseren, kan zo’n gesprek verhelderend en stimulerend werken. Je kunt dat niet juridisch verankeren, maar wel afspreken.’

"Integraal werken leer je niet vanaf je bureaustoel"

Fick en Van Esdonk vonden de pilot heel leerzaam en interessant. ‘Het zoektraject is uitdagend en brengt je echt verder. Kennis delen, erover praten met collega’s, ook uit de andere pilots; je leert er heel veel van. Je zou willen dat het sneller ging, maar dit uitproberen kost tijd’, constateert Van Esdonk. 

Hoe ervoor zorgen dat dit de standaard wijze van werken wordt in de gemeentelijke organisatie, is voor Fick nog een grote uitdaging. ‘Wil je werkelijk het sectorale werken doorbreken, dan moeten ambtenaren de tijd en mogelijkheid krijgen om zich de integrale wijze van werken eigen te maken en kritisch te kijken naar de eigen rol vanuit de gemeente, daar samen het gesprek over aangaan, kijken naar mogelijke bijdrage van anderen en zoeken naar samenwerkingsverbanden binnen en buiten je organisatie. Integraal werken leer je niet vanaf je bureaustoel en leer je niet alleen binnen één organisatie. Integraal werken moet je vooral niet alleen doen.’

Kennis- en leertraject

Het artikel in ROmagazine "Energietransitie heeft nieuwe wetgeving hard nodig" is geschreven op basis van de ervaringen van het kennis- en leertraject ‘Energietransitie versnellen met de Omgevingswet’. In opdracht van het ministerie van BZK is dit traject uitgevoerd door een consortium van Antea Group, Rho adviseurs, TNO, Platform31, Over Morgen en Rebel. Acht gemeenten deden mee als pilot: Goes, Den Haag, Zoeterwoude, Maastricht, Boxtel, Groningen, Tilburg en Súdwest-Fryslân. Daarnaast deden ruim twintig gemeenten mee in een tweede ring. Alle resultaten zijn te vinden op de website van Platform31.

Lees hier het hele artikel dat verscheen in ROmagazine, oktober 2020