In vergelijking met het traditionele centrale energiesysteem vraagt opwekken en transporteren van duurzame energie veel ruimte. Nu de energietransitie op gang is, blijkt er steeds vaker weinig plaats voor bijvoorbeeld nieuwe kabels of windmolens. Dat moet je vóór zijn. Wat kan je daarbij leren van het programma ‘Ruimte voor de Rivier’, vroegen Nienke Maas (TNO Vector) en Geert Roovers (Antea Group & Saxion Hogeschool) zich af. Het onderzoeksprogramma ‘Ruimte voor Energie’ van TNO ging op zoek naar lessen in relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling en het energiesysteem.

Klik hier om naar de website van TNO te gaan.

Energie-experts en ruimtelijke ontwerpers: De nieuwe alliantie

Geert Roovers, civiel ingenieur en bestuurskundige bij ingenieursbureau Antea Group en lector Bodem en Ondergrond: “Het element ‘ruimte’ is in de energietransitie tot nu toe onderbelicht.

We zijn niet gewend om energie-infrastructuur ook als ruimtelijk ontwerp te beschouwen. Dat kan ertoe leiden dat trafostations of leidingen niet, of niet op tijd, kunnen worden gerealiseerd. Een nieuwe woonwijk kan daardoor in problemen komen. Of dat energievoorzieningen de kwaliteit van de omgeving aantasten, wat weer weerstand oplevert. We willen energie niet ‘inpassen en wegstoppen’, maar zien als integraal onderdeel van ruimtelijk ontwikkelen en ontwerpen.”

Nienke Maas, civiel ingenieur en programmamanager bij TNO Vector: “Voor ons duurzame energiesysteem moeten we nog meer dan 60.000 kilometer kabel trekken, zijn rond 10.000 nieuwe transformatorstations nodig en moet één op de drie straten worden opengebroken.

De energietransitie vraagt om veel ruimte, en brengt energie ook dichter bij de mensen. Maar energie-experts en ruimtelijk ontwerpers bij elkaar, dat is wel een ‘clash of cultures’. Energie-experts werken vaak met modellen en gedetailleerde analyses. Ruimtelijk ontwerpers schetsen brede streken op de kaart. Maar we worden in elkaars armen gedreven.”

‘Ruimte voor de Rivier’

Daar ligt de parallel met het programma ‘Ruimte voor de Rivier’, waar de wateringenieurs en ruimtelijke planners ook tot elkaar moesten komen. Dat programma leidde tot vele oplossingen door nationale doelen voor waterveiligheid te combineren met regionale doelen voor ruimtelijke kwaliteit.

Maas en Roovers organiseerden dit voorjaar enkele dialoogsessies tussen betrokkenen uit ‘Ruimte voor de Rivier’ (RvdR) en mensen uit de energietransitie. Roovers: “Elke sessie praatten we met tien personen, de helft uit het RvdR-programma, de andere helft uit de energietransitie: onderzoekers, beleidsmakers en netbeheerders. We kregen veel energie en inspiratie over wat er te leren valt.”

Twee zaken vielen Maas en Roovers op. Maas: “Ten eerste: voor energie is er, anders dan bij ‘Ruimte voor de Rivier’, geen nationale sturing. Ten tweede: ruimtelijke kwaliteit krijgt bij energie weinig aandacht. In ‘Ruimte voor de Rivier’ was ruimtelijke kwaliteit juist een tweede doelstelling, naast waterveiligheid.”

Maas: “Ruimtelijke kwaliteit bestaat uit belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde. Als je lokaal draagvlak wilt hebben, ook bij bestuurders, moeten aanpassingen in het energiesysteem ook andere ontwikkelingen mogelijk maken, bijvoorbeeld economisch, of een aantrekkelijkere omgeving. Dat is bij ‘Ruimte voor de Rivier’ altijd een belangrijke voorwaarde geweest. Daarnaast werken mensen uit verschillende disciplines in die sector in Nederland al langer samen. Dat begint op energiegebied net te komen.”

We willen met de ingrepen voor energie ervoor zorgen dat we straks geen CO2 meer uitstoten. Dat narratief moet worden uitgedragen door alle betrokkenen en helpt om ook in de gebieden waar het om gaat, draagvlak te krijgen voor de maatregelen.


Geert Roovers
Senior adviseur Milieu & Energie

Samenhang

Roovers: “Afwegingen voor energie moeten meer in ruimtelijke samenhang worden genomen, op regionaal en nationaal niveau; in samenhang met de omgeving, in samenhang tussen de verschillende bestuurslagen. Als een gemeente een windmolen aan de gemeentegrens zet, moet die gemeente ook het effect voor de buurgemeente meenemen. Die samenhang is er nu soms, er zijn best goede voorbeelden.

De energieopslag in de zoutcavernes in Zuidwending bijvoorbeeld is ontworpen als een energielandschap. Maar meestal wordt die samenhang alleen gezocht per individueel project, en heel operationeel. Dan stemt de gemeente bijvoorbeeld wel de graafwerkzaamheden af als een netbeheerder nieuwe kabels gaat leggen. Maar het moet ook op strategisch niveau.”

Infrastructuur sturend

Maas: “Dat betekent dat je bij nieuwe energievoorzieningen ook het aspect ruimtelijke kwaliteit als doelstelling moet meenemen. Heel soms gebeurt dat al, maar er is nog weinig ervaring mee. Andersom: nieuwe energie-infrastructuur kan ook meer sturend worden voor de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied, een bedrijventerrein of een woonwijk. Die tactische en strategische integratie van ruimte en energie is er nog niet, maar de voedingsbodem is er wel. Als je verschillende expertises op gebied van ruimte en energie bij elkaar zet, begint iedereen te begrijpen dat ze elkaar nodig hebben.”

Roovers: “In navolging van ‘Ruimte voor de Rivier’ vraag ik ook aandacht voor het leidende verhaal, het narratief: we willen met de ingrepen voor energie ervoor zorgen dat we straks geen CO2 meer uitstoten, om klimaatverandering tegen te gaan. Dat narratief moet worden uitgedragen door alle betrokkenen zoals de ministeries van economische zaken, volkshuisvesting, landbouw, infrastructuur en waterstaat, de verzamelde provincies, de energieregio’s, Rijkswaterstaat, maar ook de individuele provincies en gemeenten. Dat helpt om ook in de gebieden waar het om gaat, draagvlak te krijgen voor de maatregelen.”

Blokkendoos en andere tools

Het programma ‘Ruimte voor Energie’ is opgezet door Maas onder de vlag van de Topsector Energie. Het loopt nog tot begin 2025. Maas: “Er zijn ook andere initiatieven die energie en ruimte verbinden, zoals Mooi Nederland en het Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp. Met ‘Ruimte voor Energie’ dragen we vanuit onderzoek en innovatie daaraan bij. Een van de lessen uit ‘Ruimte voor de Rivier’ is de Blokkendoos. Dat is een set van publieke data en modellen waarmee je het effect van maatregelen kan bepalen. Partijen waren het eens over het gebruik en de uitkomsten hiervan, en dat hielp in de besluitvorming. Wij werken aan een vergelijkbaar instrument. Het programma ‘Ruimte voor Energie’ levert ook inzicht in processen van besluitvorming en informatie-uitwisseling en werkt aan een datasysteem.”

Roovers: “Het zou mooi zijn als er voor de energietransitie ook een ruimtelijk kwaliteitskader voor deelgebieden kan worden opgesteld. En mijn advies aan bestuurders en financiers is om voor elk gebied een zogenaamd ‘Q Team’ aan te stellen, om plannen te toetsen aan deze ruimtelijke kwaliteit: ook een les uit ‘Ruimte voor de Rivier’.”

Voor opvolging van de dialoogsessies ligt nog geen concreet plan, maar Maas en Roovers zien wel beweging. Maas: “Onze leer-exercitie met ‘Ruimte voor de Rivier’ was in omvang nog erg beperkt. Maar ik zie ook nieuwe netwerken ontstaan waar energie en ruimte-mensen elkaar steeds vaker ontmoeten. Dat vind ik hoopgevend.”