Op menige gemeentelijke intaketafel ligt sinds begin dit jaar de vraag hoe om te gaan met initiatieven die niet vergunningvrij zijn en niet voldoen aan de regels in het (tijdelijke) omgevingsplan. De verwachting is dat veel gemeenten de vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa) zullen gebruiken om de betreffende activiteiten mogelijk te maken. Dat zou sneller werken dan een planwijziging doorvoeren en hoeft nog niet via het digitale stelsel. Klopt dat wel? En wat gaat dit bijvoorbeeld betekenen voor de woningbouw op basis van “een straatje erbij”?

Dit is een fragment van het artikel, lees het hele artikel op de website van ROmagazine. Tekst: Marcel Bayer.

Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)

Gemeenten kunnen onder de Omgevingswet op verschillende manieren initiatieven faciliteren. Een van die manieren is het verlenen van een vergunning voor een Bopa, een activiteit die niet vergunningvrij is en in strijd met de regels van het omgevingsplan.

Of er een Bopa-procedure mogelijk is, hangt vooral af van de vraag of je voor de betreffende activiteit omgevingswaarden en onderliggende planregels moet aanpassen, legt Daan Hollemans uit. Hij is als senior-adviseur ruimtelijke strategie bij Antea Group in meerdere gemeenten betrokken bij het stroomlijnen van de planprocedures onder de Omgevingswet.

Planologische regels als sleutelcriterium

‘Je kunt met een Bopa niet tornen aan de omgevingswaarden, zoals geluidproductieplafonds’, zegt hij met nadruk. ‘Daar is een omgevingsplanwijziging voor nodig. Zo staat het in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Je mag, net als bij een omgevingsplanwijziging overigens, ook niet ingaan tegen provinciale of rijksinstructieregels – bijvoorbeeld voor de omzetting van agrarische activiteiten naar wonen.’ 

Verder moet altijd sprake zijn van een evenwichtige toedeling van functies, een basisprincipe in de Omgevingswet, en moet het bij een Bopa-procedure gaan om een voldoende concreet uitgewerkt project, legt Hollemans uit. ‘Waar het in essentie op neerkomt, is dat je dit niet kunt toepassen om planologische regels te veranderen. Die hebben namelijk implicaties voor andere activiteiten op of bij de betreffende locatie.’ 

Wijziging omgevingsplan

Hij geeft twee voorbeelden. ‘Stel ik wil als gemeente de samenvoeging van twee supermarkten op één locatie mogelijk maken en daarbij op de achterblijvende locatie definitief de vestiging van een super of andere detailhandel onmogelijk maken, bijvoorbeeld om daar woningen te bouwen. Dat moet via een wijziging van het omgevingsplan. Anders worden de oude planologische mogelijkheden niet geschrapt.

Hetzelfde geldt voor een locatie waar een agrariër om wil schakelen van een veeteelt- naar een akkerbouwbedrijf. Je zou denken: dat blijft agrarisch gebruik, dus dat mag. Maar in het omgevingsplan staat specifiek de bestemming ‘veehouderij’. Je kunt dit dus met een Bopa-vergunning doen, maar dan blijft het mogelijk dat er later weer een veeteeltbedrijf komt op die plek.’ 

Gemeenten moeten zich, volgens Daan Hollemans, serieus de vraag stellen of ze voor een dergelijke wijziging van onderliggende planologische regels een Bopa willen inzetten. ‘Met gebruik van de procedure voor “planologische strijdig gebruik” is het niet overal en altijd uitgesloten, maar met een omgevingsplanwijziging zit je toch safer’.