Onder de Omgevingswet hebben gemeenten andere instrumenten voor ruimtelijke ontwikkelingen tot hun beschikking. Het omgevingsprogramma is een nieuw instrument. Soms is het verplicht om bij een omgevingsprogramma een milieueffectrapportage (MER) op te stellen. Maar het opstellen van een MER ervaren veel gemeenten als ballast in tijd en geld, terwijl het veel nuttige informatie kan opleveren om tot goede afwegingen te komen. Tien gemeenten, het ministerie van IenW, de Commissie mer, het programma Aan de slag met de Omgevingswet, Antea Group en Platform31 zijn daarom in een leerkring samen aan de slag gegaan om bij het totale omgevingsbeleid een MER slimmer in te zetten.

Van moetje naar meerwaarde

“Nu is het opstellen van een MER vaak een moetje”, merkt Just Verhoeven, projectmanager ruimtelijke strategie Antea Group op. “Vaak blijkt op een laat moment bij de ontwikkeling van beleid dat een MER nodig is. Het komt dan vaak onder hoge druk tot stand. Daardoor wordt het belastend en gaan kansen verloren om de resultaten van het MER goed te benutten bij het maken van keuzes. “Als je eerder met een MER aan de slag gaat, blijkt dat je er veel waardevolle informatie mee kan verzamelen. Zo helpt het om te zorgen voor integraliteit in beleidsontwikkeling”, aldus Verhoeven. “Veel ambtenaren maken maar één keer een mer-procedure mee, waardoor ze onbekend zijn met het instrument.” Onbekend maakt onbemind. “Als we een MER op een strategisch moment opstellen om keuzes te maken en samenhang te creëren, ervaren gemeenten het als een nuttig en waardevol instrument.”

Flexibel MER met relevante informatie

Anke Krieger, strategisch beleidsadviseur bij de gemeente Uithoorn, herkent dit. Als relatief kleine gemeente hebben zij zelf geen specialist op het gebied van MER in dienst. Maar zij ziet wel de kansen van een MER. “Gebieden hebben andere basiskwaliteiten. Daarom heeft elk gebied iets anders nodig. Maar hoe kom je tot die goede keuzes?” Als één van de initiatiefnemers van de leerkring, heeft zij hierover al wel ideeën. “Een MER kan hiervoor goede informatie geven. Zeker als een MER flexibel is, iets is dat meegroeit, iets dat verrijkt en verdiept, kan dit helpen bij het maken van keuzes. Zo kan een MER bijvoorbeeld helpen bij het maken van omgevingsprogramma’s. Maar het kan ook helpen om keuzes te maken bij de programmabegroting van een gemeente of bij de cyclus van planning en control in bijvoorbeeld de verantwoording naar de gemeenteraad.”

Gemeente Uithoorn is al wel gestart om datagedreven beleid te maken. “Hierin willen we een combinatie maken van het verzamelen van basisdata en het meten, monitoren en evalueren van beleid.” De informatie uit een MER kan hierbij goed helpen, bijvoorbeeld door het bepalen van je doelbereik. Zij zag in een MER juist een kans. “Het zou mooi zijn om adaptief met een MER om te gaan, waardoor een MER-plicht bij omgevingsprogramma’s efficiënter ingevuld kan worden.” Met dit idee is ze in gesprek geraakt met Verhoeven. Hij sloeg aan op dit idee.

BasisMER in modules

Zo is het idee voor een basisMER ontstaan. Verhoeven: “Een basisMER is een gereedschapskist, waarin alle informatie bij elkaar staat die gebruikt kan worden om mer-trajecten efficiënt te doorlopen en beleidskeuzes af te wegen.” In een aantal bijeenkomsten zoeken experts op het gebied van mer en omgevingsbeleid naar een manier waarop dit basisMER vorm kan krijgen. “We denken nu aan een aantal modules,” geeft Verhoeven aan. (zie tekstkader) “Door continu de beschikking te hebben over deze basisinformatie, kan je gerichter afwegingen maken dan nu het geval is, omdat je de informatie op orde hebt.”

Lees het volledige artikel